In het oude Frankrijk, waar het woord “garage” pas in de 19e eeuw wordt gebruikt, werd de term specifiek gebruikt voor een overdekte ruimte die was bekleed met kachelhout, een materiaal dat afkomstig was van een scharrel of kandelaber, de eerder genoemde bron. In de jaren 1930 werd in Amerika de term “garage” gebruikt in verband met een autokavel in Searsville, Illinois. In … Verenigde Staten zijn er ook “garages” in enkele staten. Anderzijds werd in het Midden-Oosten de term “slotenmaker” in de jaren 1920 gebruikt om monteurs van sloten aan te duiden en in de 20e eeuw ook als autoslotenmaker.
De garage is meestal een rechthoekige ruimte, met een schuurtje in het ontwerp. Vaak zijn deze garages omsloten, maar soms zijn ze ook open. In sommige steden zijn de binnenkanten van de garages bespoten, als een aalglans. In andere zijn ze bedekt, als een glinsterende massa spiegels. In enkele openluchtparkings kan de grond eronder bedekt zijn met het gras dat er groeit, om schaduw te geven aan de geparkeerde auto’s. Soms is het mogelijk te zien hoe auto’s een garage worden binnengereden.
De term “garage” wordt vandaag de dag nog steeds gebruikt in verband met een overdekte versie. Het wordt nog steeds gebruikt om een bijkeuken aan te duiden, maar de andere afleiding in andere regio’s is om te verwijzen naar een overdekte ruimte voor terreinwagens.
De oorsprong van de term “termgarage” is niet zeker, maar men denkt dat hij verband houdt met een Californisch slangwoord “batigrapes”, dat garageverkoop of veiling betekent. Het is echter waarschijnlijker dat het genoemd is naar een oud Engels woord “bassis”, dat wiel betekent. Het tegenovergestelde soort garage wordt een “stiour” genoemd, die is ingericht voor de reparatie van beschadigde of defecte auto’s. Zij worden eerder in de stad gebouwd, terwijl zij op het platteland eerder overdekt zijn met een dekzeil om ze tegen de weersomstandigheden te beschermen.
Lees meer:
